Mei 2013: Mobiel in Rijswijk



Mobiel in Rijswijk

Tot het einde van de 19e eeuw bewoog men zich in Nederland op allerlei manieren voort, behalve gemotoriseerd. In 1896 kwam daar verandering in toen de automobiel werd geïntroduceerd. Vanaf 1898 werden in Nederland steeds meer auto’s aangeschaft. Er was echter geen wetgeving om de auto aan regels te onderwerpen. Daarom werden er bij Koninklijk Besluit nieuwe bepalingen van de politie opgesteld en gepubliceerd in het Staatsblad voor wat betreft het gebruik van rijkswegen en –paden. Om op de rijkswegen te kunnen rijden, was vanaf dat moment een vergunning nodig die men bij de minister van Waterstaat moest aanvragen, onder vermelding van lengte, breedte, beweegkracht, gewicht, merk en type van de auto. Dan kwam de hoofdingenieur van het betreffende district aan huis om tijdens een proefrit de techniek van de auto en de bekwaamheid van de bestuurder te testen. Daarna kon eventueel een vergunning worden verleend. Kreeg men die, dan moest het ontvangen volgnummer, dat tevens gold als rijbewijs, zichtbaar op het voertuig worden geschilderd. Met een rijksvergunning mocht de automobilist echter niet zomaar gebruik maken van de provinciale en plaatselijke wegen, want daarvoor golden andere regels en verordeningen. In 1906 werd geregeld dat de bestuurder een rijbewijs moest hebben. Vereiste was 18 jaar te zijn. Rijvaardigheid was niet nodig. Langzamerhand kwamen er regels voor bijvoorbeeld rechts rijden, links inhalen en vaart minderen in de bebouwde kom.

Van enkele Rijswijkse autobezitters uit die tijd weten we het jaar van aanschaf, bijvoorbeeld: dr. W. D. Gratama, directeur van de Stoom Verffabriek, 1899; A. I. Storm de Grave, eerste luitenant der huzaren op non-actief, 1900; G. J. Wijtenburg, handelsagent, 1905,  en dr. P. F. Augustijn die in 1906 zijn eerste automobiel kocht. Het was een Duitse Loreley. De auto kwam niet kant en klaar aan, maar bestond uit een chassis met daarop een motor, een versnellingsbak met pook, een handrem, een stuur, twee assen met daarop vier wielen gemonteerd met vijf losse velgen om banden op te zetten. Een carrosseriebouwer ging dan een week of zes aan de slag om een eikenhouten frame te maken, waaraan de hele bak werd bevestigd. Gaandeweg kwam de overkapping. Daarna werden banken en stoeltjes geplaatst, licht, werkend op petroleum, aangelegd. Tot slot bracht men rond de 15 lagen verf aan.

Dan was de auto gereed. Lekker op vakantie. Helaas waren de wegen nog niet van dien aard dat men veel sneller ging dan met paard en wagen.

De Loreley uit 1906

Dit artikel verscheen in mei 2013 in Groot Rijswijk