In 1568 kwam Willem van Oranje tegen de Spaanse koning in verzet. Rijswijk had de eerste jaren veel te lijden onder de oorlog. Rondzwervende soldaten bedreigden de inwoners en stalen geld om drank te kopen. In 1573 en 1574 werden Spaanse soldaten ingekwartierd in het dorp. Er was te weinig voedsel voor zoveel mensen. Vee werd ontvreemd en akkers geplunderd. Ook nadat de soldaten zich hadden teruggetrokken, bleef het onrustig. De Nederlandse troepen die het dorp moesten beschermen, bleken net zo erg als de Spanjaarden. Driekwart van de Rijswijkers ontvluchtte in deze periode het dorp.
Maurits - Willem van Oranje - Frederik Hendrik.
In 1568 opende Willem van Oranje de aanval op de koning van Spanje. De gruwelijke wijze waarop Philips II protestanten uit de weg ruimde, maakte dat de Prins van Oranje zijn vroegere heer niet meer kon dienen. Hij bepleitte godsdienst- en gedachtevrijheid, terwijl Philips II alle andersdenkenden naar de brandstapel afvoerde. De Spaanse koning stuurde daarop een groot deel van zijn leger naar de noordelijke Nederlanden, om die afvallige ketters een lesje te leren. De Tachtigjarige Oorlog was nu echt begonnen. Vooral de eerste jaren had Rijswijk flink te lijden onder de strijd. In het begin van de oorlog werd niet heel de tijd gevochten. Als er geen veldslag bezig was, zwierven de soldaten maar wat rond in de omgeving. Met diefstal vulden ze hun karige salaris aan. Niet alleen Spaanse soldaten stonden overigens slecht bekend.
Het Staatse (Nederlandse) leger was net zo berucht. Het bestond voornamelijk uit huursoldaten, die in dienst waren gegaan om het geld, en niet uit idealisme. Hun loon verdween meestal onmiddellijk in de plaatselijke café’s. Drinken was een geliefd tijdverdrijf onder de militairen. In Rijswijk kon men daar over meepraten. Zo werd één van de inwoonsters gedwongen aan de soldaat Gijsbrecht Gijsbrechtsz. en zijn drie vrienden geld te geven zodat zij zich konden bezatten. Kennelijk vonden ze dat de vrouw niet diep genoeg in de buidel had getast, want als dank staken ze haar in de arm en vernielden ze haar meubilair. Gijsbrechtsz. werd zwaar gestraft voor zijn gedrag. Na nog een paar van dit soort akkefietjes eindigde hij op het schavot in Den Haag, waar hij werd onthoofd.
Maar de schrik zat er goed in bij de Rijswijkers. Omdat ze steeds vaker lastig gevallen werden door loslopende soldaten, besloten ze om de beurt de wacht te houden. De Oude Kerk deed dienst als uitkijkpost. Zodra er ongure lieden in beeld kwamen, luidde de wachter de klokken. Dat was het teken dat de inwoners zichzelf, hun kinderen en bezittingen in veiligheid moesten brengen. Het was een angstige tijd. Daarbij kwam dat de winters tussen 1564 en 1572 heel koud waren, wat extra honger en armoede veroorzaakten.
De Hertog van Alva.
Het leven werd in 1573 nog moeilijker. Dat jaar vielen de Spanjaarden Leiden aan. De gehate soldaten van de bevelhebber Valdez werden in Rijswijk ingekwartierd. Om de inwoners gunstig te stemmen over deze invasie, kondigde de veldheer bij aankomst een algemeen pardon af. Alle misdaden die eerder door inwoners van Rijswijk waren gepleegd, zouden vergeven en vergeten worden. Daar zat men in Rijswijk helemaal niet op te wachten. Nu liepen alle criminelen weer vrij rond! De inkwartieringen betekenden een tijd van doffe ellende. Er was veel te weinig voedsel voor zoveel mensen, waardoor de Spaanse bezetter besloot de graanhandel aan banden te leggen. De bakker mocht zelfs geen koekjes meer bakken. De hele oogst moest worden gebruikt om het leger te voeden. De honger werd nog verergerd doordat veel akkers tijdens de oorlog ongebruikt bleven liggen. De boeren durfden uit angst voor de soldaten niet meer te gaan zaaien. Ondertussen werden de paarden gestolen, vee meegepikt en huizen in brand gestoken. Veel mensen ontvluchtten het dorp. Van de zeshonderd mensen die bij het uitbreken van de strijd in Rijswijk woonden, waren er in 1573 nog maar 252 over. Er was maar een klein groepje dat beter werd van de oorlog. De kroegbaas Cornelis Claeszoon Dorst verkocht bijvoorbeeld heel wat extra pullen bier aan de vijand.
Het ontzet van Leiden in 'vogelperspectief'.
In 1574 zette legeraanvoerder Valdez zijn zinnen op Delft. Hij liet zijn mannen nieuwe schansen opwerpen bij de Hoornbrug, Sion en Den Hoorn. Weer werden soldaten bij boeren en burgers ondergebracht, waardoor hun leven totaal in de war raakte. De mensen durfden hun spullen geen seconde alleen te laten, uit angst dat hun ‘gasten’ ermee vandoor gingen. Sommigen dachten slim te zijn. Eén Rijswijker verstopte 1200 zilveren munten in tinnen kannen en begroef die in de grond. De soldaten kregen zijn geld inderdaad niet te pakken, maar de eigenaar zelf heeft het ook nooit meer opgehaald. Pas in 1978 kwam de spaarpot aan het licht. Het enige voordeel van de Spaanse bezetting was dat het in Rijswijk wat aangenamer ging ruiken, want het huisvuil moest van Valdez iedere donderdag opgehaald worden. In 1574 was de pest uitgebroken in Den Haag en de veldheer hoopte door deze hygiënemaatregel zoveel mogelijk soldaten te behouden voor de strijd. Ondanks dat mislukte zijn poging om Delft in te nemen. Er werden wat gevechten geleverd bij de Geestbrug, maar zonder het gewenste resultaat.
Als extra tegenvaller voor Valdez sloegen zijn soldaten, die al maanden geen loon hadden gekregen, aan het muiten. Eind 1574 voerden de Spanjaarden hun oude bevelhebber als gevangene af. Maar rustig werd het daarmee nog lang niet in het dorp. Er doken steeds weer Spaanse dieven op. Om de inwoners tegen hen te beschermen, werden in Rijswijk Nederlandse (Staatse) troepen gestationeerd. Die bleken geen haar beter dan hun Spaanse collega’s. Ze roofden er op los. En voor deze ‘bescherming’ moest het arme dorp ook nog eens betalen! In 1578 vertrokken de laatste soldaten uit het dorp. Het zou nog lang duren voor al de vernielde boerderijen en huizen weer waren opgebouwd. Tot 1648 bleven er verplichte vastendagen, omdat er te weinig voedsel was. De oorlog was niet onopgemerkt aan Rijswijk voorbijgegaan.
Francisco de Valdez
Verband met de nationale canon:
Verder lezen: