Hoekse en Kabeljauwse twisten



Terwijl in de veertiende eeuw oostelijke handelssteden als Kampen en Deventer bloeiden,ontstond in het westen een machtsstrijd tussen verschillende adellijke partijen. Rijswijk had veel last van deze burgeroorlog tussen de ‘Hoeken’ en de ‘Kabeljauwen’. Het dorp werd regelmatig geplunderd. Rijswijkse kastelen brandden af, of werden voor straf neergehaald. Tijdens het beleg van Delft logeerde graaf Albrecht van Beieren waarschijnlijk in een huis in de Herenstraat. Na de Hoekse en Kabeljauwse twisten overvielen de Gelderse troepen van Maarten van Rossum het dorp.

 

In 1345 kwam graaf Willem IV van Holland tijdens een veldslag in Friesland om. De graaf had geen kinderen en daarom werd hij opgevolgd door zijn zus Margaretha van Beieren, de echtgenote van de Duitse keizer Lodewijk van Beieren. Zij ging regeren over Holland, Utrecht en Henegouwen.

Al snel na haar benoeming vertrok Margaretha echter weer naar Beieren en liet haar dertienjarige zoon Willem V achter als stadhouder. Pas in 1350 keerde ze terug, met het idee het stokje van haar zoon over te nemen. Daar dacht Willem V inmiddels anders over. Hij was niet van plan zijn positie af te staan en ging de strijd aan met zijn moeder. Hij werd hierin aangemoedigd door een groot aantal edelen, dat graag zou zien dat Margaretha voorgoed het veld ruimde. In ruil voor hun steun stelde Willem V hen aantrekkelijke privileges in het vooruitzicht.

 

Willem V in zijn staatsiegewaad.

 

Maar Willems moeder sloeg terug. Zij wist een andere groep edelen aan haar kant te krijgen, waarna een burgeroorlog uitbrak die tot het einde van de vijftiende eeuw zou gaan duren. De aanhangers van Willem heetten Kabeljauwen, naar de roofvissen die kleine visjes eten en naarmate ze groeien steeds meer honger krijgen. De bondgenoten van Margaretha noemden zich de Hoeken, de vishaken. Want zelfs met een klein vishaakje kon je een grote kabeljauw vangen. Op hetzelfde moment dat in het oosten van het land de welvaart toenam door de goede samenwerking tussen handelssteden als Zutphen, Deventer, Tiel, Kampen en Zwolle, begon in het westen een verwoestende burgeroorlog.

 

Met Willem V liep het niet goed af. Hij werd krankzinnig verklaard en opgesloten in een kasteel

 

De twisten tussen de Hoeken en de Kabeljauwen draaiden niet alleen om wie er op de troon mocht zitten. Eigenlijk was het een machtsstrijd tussen de opstandige steden en edelen die meer vrijheid en zeggenschap eisten (de Kabeljauwen) en de vorstin en haar trouwe edelen, die de touwtjes juist strak in handen wilden houden vanuit een centraal bestuur (de Hoeken). Regelmatig liepen Hoeken en Kabeljauwen over naar het andere kamp. De oorlog kreeg hierdoor een verwarrend verloop. Met de op macht beluste Willem V liep het niet goed af. Hij werd in 1358 krankzinnig verklaard en opgesloten in een kasteel in Henegouwen. Zijn broer Albrecht van Beieren volgde hem op. Hij probeerde de rust terug te brengen in het verdeelde land. Om alle partijen tevreden te houden, stelde hij net zoveel Hoeken als Kabeljauwen aan in het bestuur. Dat betekende wel dat veel Kabeljauwen hun machtige positie kwijtraakten. Ze namen het hem niet in dank af. De strijd laaide in 1359 weer op. Een aantal edelen verzette zich openlijk vanuit Delft tegen hertog Albrecht. Dat kwam hen duur te staan. Albrecht viel de stad aan vanuit Rijswijk en won de strijd.

 

Albrecht van Beieren.

 

Het verhaal gaat dat Albrecht van Beieren tijdens het beleg van Delft logeerde in de Herenstraat. Na de gewonnen belegering kreeg de eigenaar van het betreffende pand toestemming om Albrechts wapen te voeren. Dit zal een houten bord geweest zijn, dat aan de gevel hing. Toen het houten huis later vervangen werd door een stenen gebouw, werd er in plaats van het bord een gevelsteen geplaatst. Hierop stonden de wapens van Albrecht van Beieren en zijn vrouw Margaretha, de naam van het huis, en de tekst “Dit is in Beyeren”. Het bord zit er nog steeds, op Herenstraat 87a.

 

Gevelsteen in pand Herenstraat 87-87a.

 

Zoals normaal in die tijd, werden trouwe volgelingen van Albrecht beloond met stukken land. Zo kwam de Hoek Dirk van Hodenpijl in het bezit van het gebied rondom het kruispunt van de huidige Laan te Blotinghe en de Tulpstraat, waar hij het prachtige Kasteel te Blotinghe (ook wel Hodenpijl genoemd) liet bouwen. De muren waren 2,5 meter dik. Het had een woontoren, een binnenplaats en eromheen lag een gracht, compleet met ophaalbrug. Een kasteel dat jaren mee kon. Helaas voor Van Hodenpijl liep het anders. Na het overlijden van zijn eerste vrouw Margaretha van Brieg, kreeg Albrecht van Beieren een vriendin, Aleida van Poelgeest genaamd. Albrecht was smoorverliefd en overlaadde haar met geschenken. Zij was Kabeljauws, en dus eigenlijk de vijand, maar dat stond Albrechts liefde niet in de weg. Sterker nog, gedurende zijn relatie met Aleida leek hij steeds meer sympathie voor de Kabeljauwen te ontwikkelen. Dat viel niet goed bij de Hoeken. Die dame van Albrecht kreeg veel te veel invloed. Stel je voor dat Albrecht met haar zou trouwen, en over zou lopen naar de Kabeljauwse kant! Wat zou er dan met de Hoeken gebeuren? Ze besloten dat Aleida van Poelgeest uit de weg geruimd moest worden, voor zij Albrecht met nog meer Kabeljauwse ideeën zou vergiftigen. In stilte beraamden enkele Hoeken een plan. Waarschijnlijk was zelfs Albrechts eigen zoon Willem hierbij betrokken. In 1392 werd Aleida van Poelgeest vermoord. Albrecht was woedend op zijn ‘eigen’ mensen en liet als strafmaatregel verschillende huizen van Hoeken vernietigen.

Ook de zwager van Dirk van Hodenpijl werd ervan verdacht in het moordcomplot te hebben gezeten. Het leek Dirk verstandig voorlopig uit Rijswijk te vertrekken, want Albrecht van Beieren zou best eens kunnen denken dat hij iets te maken had met de moordaanslag. Dat dacht Albrecht inderdaad, vooral omdat Dirk vluchtte. Uit wraak liet hij Kasteel Te Blotinghe steen voor steen afbreken door metselaars uit Gorkum. Het moet een gigantische klus geweest zijn. Toen de laatste resten weggebikt waren, lagen er 706.000 stenen te wachten op een nieuwe bestemming. Een deel ervan werd gebruikt om de Ridderzaal te restaureren, het woonhuis van Albrecht van Beieren. Ook de kastelen Te Werve en Steenvoorde overleefden de Hoekse en Kabeljauwse twisten niet.

 

De Hoek Albrecht van Beieren werd smoorverliefd op de Kabeljauwse Aleida van Poelgeest

 

Huis te Blotinghe.

 

Na de dood van Albrecht van Beieren kreeg Willem VI het voor het zeggen. Daarna was het de beurt aan Jacoba van Beieren. Zij werd in 1433 opgevolgd door de Hoek Philips van Bourgondië, ook wel De Goede genoemd. Onder zijn bewind leek eindelijk de vrede in Rijswijk terug te keren.

Nog één keer ging het mis. Tussen 1480 en 1490 werd Holland getroffen door overstromingen. In dezelfde periode was er een enorme muizenplaag. Ook Rijswijk werd belaagd door knaagdieren. De oogst werd opgegeten, met een grote hongersnood tot gevolg. Armen probeerden aan voedsel te komen door in groepen plunderend rond te trekken. Zij kregen de naam kaas- en broodvolk. Maar erger nog dan de stelende armen waren de rovende Hoeken, die voor het laatst in Rijswijk toesloegen in 1488. Tientallen huizen werden in brand gestoken of kort en klein geslagen. Het was een ravage in het dorp. Pas in 1492 kon men voorzichtig beginnen met de wederopbouw. De Hoekse en Kabeljauwse twisten waren eindelijk voorbij.

 

Soldaten plunderen een dorp. Fragment van middeleeuwse prent.

 

De rust duurde echter niet lang. In 1515 werd Karel V uit het Huis Habsburg ingehuldigd als Heer der Nederlanden. De Habsburgers probeerden ook Gelre (ongeveer het huidige Gelderland) in handen te krijgen. Daar was de hertog van Gelre niet van gediend. Hij ging het gevecht aan om de onafhankelijkheid van zijn gewest. Om Karel V te laten zien dat met de hertog niet te spotten viel, liet hij zijn legeraanvoerder Maarten van Rossum in 1528 de Hollandse gewesten binnenvallen. Op 6 maart stonden zijn troepen in Rijswijk. De soldaten bleken geen zachtaardige jongens en het pas herstelde dorp werd alweer slachtoffer van plunderingen. Maarten van Rossum nam alles mee wat los en vast zat, maar nog was hij niet tevreden met de opbrengst. Rijswijk moest dus een brandschat betalen. Als het geëiste bedrag niet opgebracht kon worden, zou hij het hele dorp platbranden. Onder grote druk bood de Rijswijker Claes Meesz. Boutesteijn zich aan als gijzelaar, totdat de afkoopsom bij elkaar was geschraapt. Maarten van Rossum voerde hem mee naar Utrecht, waar Boutesteijn in een kerker werd gegooid. Uiteindelijk zou hij een paar maanden in de donkere cel doorbrengen, voor hij terug kon keren naar zijn woonplaats. Een gedenkbord voor zijn moedige daad hangt in de Oude Kerk.

 

Rijswijker Claes Meesz. Boutesteijn werd als gijzelaar in een Utrechtse kerker gegooid

 

Verband met de nationale canon:

'1356-ca.1450. De Hanze. Handelssteden in de lage landen', in: Entoen.nu. De Canon van Nederland.

 

Verder lezen:

  • Berge, M.J. van den (red.), Geschiedenis van Rijswijk (Rijswijk, 1997).
  • Blom, J.C.H. en Lamberts, E., Geschiedenis van de Nederlanden (Baarn, 1995).
  • Smit, J.G. (red.), Den Haag. Geschiedenis van de stad (1) Vroegste tijd tot 1574 (Zwolle, z.j.).
  • Tent, B., 'Rijswijk en de Hoekse en Kabeljauwse twisten', Historische Vereniging Rijswijk Jaarboek 2004 (Rijswijk, 2004). webdesign